Het was mijn achtste zomer, ik was zeven jaar oud. De wekker ging. Eén iets gevoeligs over mij, ik haat wekkers. De wekker bleef gaan. Het tweede, snoozeknoppen zijn onzin, ‘t is het één of het ander. En nu we toch bezig zijn, nummer drie: wekkers op vakantie zijn al helemaal uit den boze. Maar dus, mijn wekker ging in mijn hotelkamertje te Slovenië. Moe, maar opnieuw een heerlijk eindeloze dag in het verschiet. In mijn kinderbrein was iedere dag de mooiste zolang ik in een veilige omgeving was die warm voelde. Dit alles, plus een flinke dosis verlangen naar mijn verjaardag, want zoals ieder jaar bleek het traditie om rond mijn verjaardag op reis te vertrekken en die in het buitenland te vieren.
De zekere situaties waar mensen mijn leeftijd vroegen en ik glunderend met mijn prachtige, zorgeloze leeftijd antwoordde (‘Zeven jaar, meneer.’) zouden binnenkort veranderen in ‘Acht jaar, meneer. Ik speel graag muziek, heeft u ook hobby’s, meneer?’, waarop die ‘meneer’ zijn aandacht terug zou wenden tot mijn ouders om op te merken dat ik best mondig ben voor mijn leeftijd.
Ik was er vrij intens mee bezig, de verhoging van dat getal kon niet snel genoeg komen. Niet zelden kwam er een geschokt antwoord dat men me ouder had geschat of de verrassing omtrent het mondige verhaal (dit zei men tegen mijn ouders, laat staan dat ik nog een minuut aandacht kreeg van die meneer) en daar mocht voor mijn part snel verandering in komen. Ik kon niet begrijpen dat mijn leeftijd de essentie kon vormen van de kortstondige dialoog die een volwassene me waardig keurde.
Bijna acht jaar en dan zou ik dat korte leventje nog eens opnieuw moeten doen, plus twee, om volgens het boekje volwassen te zijn. Bijna. En bovendien was de aanloop naar mijn verjaardag ieder jaar een lieflijk vooruitzicht, letterlijk en figuurlijk. Want een uitzicht was het deze keer wel. Sloveniës natuur is wat anders dan die van Kortrijk. Mijn ouders waren wandelaars, althans mijn vader. Mijn moeder hield het vooral bij haar fototoestel, waardoor we bij aankomst na de reis in het thuisland konden spreken van ‘urenlange wandelingen’, maar we het over 2 kilometer afstand hadden. De wandelingen waren fijn, op de schouders van mijn papa in mijn driekwart legging met af en toe een verzuchting van ‘is ‘t nog lang?’ van mijn kant. Ik sprak het niet altijd uit, maar ik genoot ervan met volle teugen. Mijn broer voorop met zijn petje zijwaarts en mijn zus aan het zingen ergens in de berm links. En dan een goede 300 meter achter ons, mijn moeder die nog steeds van hetzelfde uitzicht een foto aan het maken was. We stopten steeds net op tijd voor we haar écht uit het zicht verloren.
De reizen waren steevast groot om dan in simpliciteit ons plekje te vinden eenmaal aangekomen. Waren er speciale drankjes of maaltijden op hotel, hielden wij het bij een watertje met een huisbereid lunchpakket. Daar had ik absoluut geen probleem mee, integendeel, ik waardeerde de doordachtheid van mijn ouders. Daarenboven - wat ik toen nog niet wist - zou ik de ‘speciale’ dingen des te meer op waarde schatten op latere leeftijd.
Enkele dagen verstreken in Slovenië. We zaten aan onze ontbijttafel in de hotelkamer waar mijn ouders een opmerkelijk fascinerende vraag stelden. ‘Trouwens Anne-Lien, mocht jij een drankje mogen kiezen, eender wat, wat zou je dan graag drinken?’ ‘Alles? Ook speciale drankjes?’ ‘Ja, alles. Ook speciale drankjes. Waar zou je het meeste van genieten?’ Een vraag waar ik nog niet eerder bij had stilgestaan (ik was niet uitgedroogd, water was gewoon de standaard en zelfs meer), dus liet ik ze even bezinken. Na wat voor mij leek als een oneindigheid, waarbij ik verrast werd door de stilte en het geduld van mijn familie, antwoordde ik onzeker ‘Sprite’, alsof ik de vraag luidop stelde aan mezelf. Hierop herhaalde ik met meer overtuiging ‘Sprite’. En wellicht nog eens. Ze knikten en het gesprek dat ik me niet meer herinner, ging verder alsof er nooit een onderbreking was geweest.
Vierentwintig augustus. De grote dag. Augustus was in principe de verjaardag zelf voor mij, dus vierentwintig dagen was het equivalent van een extra lange verjaardag; alleen vandaag zou ook de buitenwereld de dag erkennen. Ik werd gewekt met veel liefde en de zon. Familie. Knuffels. Kaarsjes. Een reeks pleonasmen die door me heen stroomden. Geen idee hoe lang het duurde voor ik geblinddoekt werd, maar ik denk wel nog te weten wat erna gebeurde. Handen op mijn schouders die me ronddraaiden, waarvan de duimen op mijn schouderbladen rustten. Een deur. Het gesus van mijn zus naar mijn broer. Mijn ouders die op hun beurt mijn broer en zus susten. Mensen. Trappen. Meer mensen. Biep. Een dalende constructie. Een deur. Liftmuziek. Een deur. Nog meer mensen. Een deur. Een opklapstoeltje. Een ‘doe-maar-de-blinddoek-af’ en dit alles nog een stuk gedetailleerder, waarop mijn zus mijn blinddoek af deed en ik in shock om me heen keek.
Ik zat in een rode, comfortabele zetel in de privébioscoop van het hotel. De kelner kwam lachend naar me toe met een plateau, gevuld met taart, acht brandende kaarsjes en een Sprite. Mijn familie keek verwachtingsvol naar mij. Ik blies. Er kwam leven. Ik voelde glimlachen. Mijn ouders vroegen me hoe oud ik nu was. En ik voelde dat het getal deze keer niet de essentie was van het moment. Ik besefte meer dan ooit, dit was niet mijn dag; het was een prachtig moment waar we het recent nogmaals aan de ontbijttafel over hadden. En ja, ik zie er ouder uit dan ik ben, maar laat me als het u belieft, meneer, nog zo lang mogelijk kind blijven. Acht was in feite oud genoeg, meneer.
‘Verjaren’ staat niet in de Van Dale
« Verhaaltje voor het slapengaan Klein gelukske »
Add comment
Comments